7. OMEGA

Het is het hoogtepunt van het jaar: het Eindfeest van studentenvereniging Omega. Alleen kinderen van rijke ouders kunnen het dure lidmaatschap ten waarde van 2.200 aureï betalen. Hoewel het collegejaar pas volgende maand eindigt, net voor Creston-het midzomerfeest in Sentaurië- is vandaag de Grote Zaal van het Radiogebouw in Malinquenda tot de laatste stoel bezet.

     Normaal het domein van klassieke muziek, waar veelal oud(er) publiek op afkomt, maar vandaag heeft de jeugd de toekomst. De corpsleden zijn onberispelijk gekleed en dragen een zwart jasje en pantalon met een vuurrode stropdas met daarin de letter omega op geborduurd. Dames dragen galajurken van het fijnste wit en zilver. Er zijn ongeveer vijfhonderd man aanwezig.
     Om precies kwart over acht klinkt er een gong door de zaal: de officiële opening van de feestavond. Voorzitter Noel Bakjan beklimt zelfverzekerd het spreekgestoelte. Hij schraapt z’n keel en dwingt het geroezemoes tot stilte. Hij straalt een natuurlijke autoriteit uit. Zijn leven is nu al geslaagd te noemen: voorzitter zijn van Omega en een stralende toekomst in het verschiet. Verschillende headhunters hadden al om z’n komst gesmeekt. De Twaalfavenue is niet veraf. Maar hij twijfelde nog even: waarom hier al vastroesten terwijl in Arnundon de mogelijkheden voor het oprapen liggen?
‘Beste dames en heren, geachte Omegaleden: vanavond is het feest! Jaargang 2655 zwaait weldra af. De meesten worstelen nog met de punten en komma’s van hun scripties en afstudeeropdrachten, maar dat zijn nog maar details. De afgelopen vier jaar (voor sommigen een jaartje extra-knipogend) waren een helletocht. De professoren hebben het ons niet gemakkelijk gemaakt. Maar vanavond is het tijd voor ontspanning, voor wijf en wijn!’ (Want pas sinds enkele jaren mochten ook vrouwen lid worden van Omega, tegen een hogere prijs van 2.567 aureï).
Na nog wat jolige opmerkingen gaat het feest dan eindelijk van start: ‘Ik wens jullie een onvergetelijke avond.’ Een applaus rolt door de zaal, gevolgd door de yell, voor een van de laatste keren:

‘Omega Omega Omega!
Fantastische club!
Voor de schraper en de yup!
Voor de vent en vrouw zonder grenzen!
Problemen gaan er senzen!

Na de toespraak verlaat voorzitter Bakjan onder luid applaus de bühne en mengt zich onder het publiek. Hij krijgt schouderklopjes en enkele dames geven hem een kus. Hij zweeft!
     Dat moment wordt ruw verstuurd door een slungelachtige man, rossig haar en vrij groot. Hij heeft ook het Omega-uniform aan. Ruw trekt hij aan Bakjan’s rechterarm en sist: ‘Ik heb je gezegd-blijf van mijn vriendin af, jij sukkel.’
‘Ik weet niet waarover je het hebt, taai af man!’
De slungelige man slaat de voorzitter neer met z’n rechtervuist. De kaak van de voorzitter kraakt en hij zijgt ter aarde. De aanvaller schopt hem ook nog drie keer in z’n zij. Pas dan wordt Bakjan ontzet, enkele stevige kerels grijpen de jaloerse aanvaller vast. Gegil klinkt door de zaal. ‘Doe iets’, roept iemand. Hulpdiensten worden ingeschakeld. Na vijf minuten, die tergend lang duren wordt voorzitter Noel Bakjan bewusteloos weggedragen.

‘Hoezo, dood’, vroeg advocaat Pieter-Willem van Hooghe aan degene aan de andere kant van de telefoon.
Aan de tafel in de ‘Steam Room’ zat Per Bergmans in het gezelschap van z’n ouders. Bergmans begroef z’n handen in z’n rossige haren. Een verschrikkelijke werkelijkheid ontvouwde zich.
Hij had gisteren in een vlaag van woede voorzitter Noel Bakjan neergeslagen. Die zou meer dan gewone interesse in Bergmans’ vriendin Anne-Loes hebben gehad. De dag vóór het feest was het weer een gesmiespel van jewelste toen beide in het restaurant zaten. ‘Wie heb je daar aan de lijn’, vroeg Per Bergmans.
‘Een vriend’, zei Anne-Loes.
De afgelopen tijd kreeg Bergmans het onheilspellende gevoel dat z’n vriendin vreemdging. Hij meende kleine aanwijzingen te zien: verstrooidheid, het niet op z’n naam komen, stiekem gedrag.
‘Jaloezie is een familiekwaal’, had z’n vader ooit een keer gezegd. ‘Zorg dat het binnen de perken blijft.’
‘Noel Bakjan is zonet overleden’, zei Van Hooghe senior bedrukt. ‘Ik had het ziekenhuis aan de lijn.’
Moeder Bergmans brak in tranen uit.
‘Hoe kan dat nu’, hakkelde vader Bergmans.
‘Dat gaan we uitzoeken’, zei Van Hooghe. ‘De politie is onderweg om uw zoon te arresteren. Hij wordt van doodslag verdacht. Wij zullen alles doen om z’n straf zo laag mogelijk te houden.’
Net zoals Noel Bakjan had Per Bergmans ook een gouden carrière in het verschiet, zoon van rijke ouders, vader had een stoeterij met twintig renpaarden en moeder was lid van de welfare. Maar nu was die toekomst in één klap vervlogen.
            Ze hoefden niet lang te wachten: de liftdeuren zoefden open en met veel omhaal betrad inspecteur Faber vergezeld door twee agenten het advocatenkantoor. Nadat Faber Bergmans officieel had beschuldigd, deed één van de agenten met veel geweld de handboeien om.
‘Zo kan-ie wel weer’, zei Van Hooghe senior. Faber gebaarde naar de agent dat hij de boeien weer kon losmaken, nadat Per Bergmans had verzekerd niet tegen te zullen stribbelen.

De volgende dag was de Zitting van Eerste Aanleg, rechter van dienst was Nijnsheuvel. ‘Wat hebben we hier’, vroeg hij aan de bode. ‘Zaak Omega’, zei deze. ‘Wat is de eis’, vroeg Nijnsheuvel vervolgens aan de delator; een knappe zwarte vrouw met paardenstaart. ‘Het Volk eist hechtenis voor zes maanden, of tienduizend aureï borg en stadsarrest’, zei ze. Nicole van de Veer vertegenwoordigde Per Bergmans. ‘De dood van de heer Bakjan is een tragische samenloop van omstandigheden. De oorzaak van het overlijden moet overtuigend worden vastgesteld.’ ‘Daar ben ik mee eens’, antwoordde Nijnsheuvel. ‘De borgsom is véél te hoog’, betoogde Nicole verder.
‘Dat vind ik ook’, zei Nijnsheuvel. ‘Het wordt negenduizend of zes maanden zitten’. PAF, de zaak was voor hem afgedaan.

‘Wat hebben wij toch rare rechters’, haalde Van Hooghe senior uit in de ‘Steam Room.’ Naast de vennoot en Nicole waren ook Michelle Markens en Paul Versaeck aanwezig. ‘Zoek eerst uit hoe Bakjan aan z’n ontijdig einde kwam’, zei Van Hooghe senior. Nicole, jij gaat naar de patholoog-anatoom. En Paul en Merel gaan naar de burelen van Omega, interviewen met de Raad van Bestuur of hoe dat ook heten mag.’ Nicole gruwde: die patholoog-anatoom was vast een engerd met prikoogjes en een lorgnet op z’n haviksneus. Was Nusrin er maar.

‘Cath van der Linden’, zei de lange vrouw droog tegen Nicole van de Veer. Ze had heur haar achterop opgestoken, ze droeg een vierkante bril en had kastanjebruine ogen, rode lippenstift.
Onder haar stralend witte doktersjas droeg ze een jurk. Nicole, ook niet klein, moest een beetje omhoog kijken, een vreemde gewaarwording. Cath glimlachte en vroeg of Nicole eerder een lijk had gezien. ‘Alleen m’n opa in de rouwkamer’, zei ze. ‘Het is niet eng, hoor’, verzekerde Cath van der Linden. Ze gingen van haar kantoor naar de ‘snijzaal’ toe, een koude ruimte met blauw betegelde muren en een fel wit licht. Midden in de ruimte stond een baar, daarop lag een mens onder een chirurggroen laken. Een assistent, een broekie nog maar, verscheen uit een donker hoekje. Op een beschaafd knikje van Van der Linden sloeg die het laken open, zodat Bakjan’s hoofd zichtbaar werd. Er was een bloeduitstorting zichtbaar op z’n linkerwang, maar er was verder niets te zien, behalve dat z’n gezicht grauw was. Z’n ogen waren dicht. ‘De blauwe plek is van de vuistslag, maar er was een bloeding in z’n hoofd. Of die door de klap was veroorzaakt is tamelijk zeker.’
‘Tamelijk?’
‘Verder onderzoek is nodig’, zei Cath.
Nicole had een apart en onverklaarbaar gevoel. Bij het verlaten van de ruimte zag Nicole dat de patholoog-anatoom hoge hakken droeg. Weer terug op kantoor bood ze meer hulp aan. ‘Als je vast zit dan kun je me altijd bellen’, terwijl ze een visitekaartje afgaf.

In tegenstelling tot wat Michelle en Paul verwachtten was het hoofdkantoor van studentenvereniging Omega niet in de binnenstad van Malinquenda, maar in een fraai landhuis te Westkester gevestigd, pal naast de dolfbaan. De ‘Raad van Bestuur’ bestond uit twee mannen en één vrouw. Met het mooie weer van de laatste tijd nodigde Pim-Bul Wyx de advocaten uit om op het terras te gaan zitten. Witte mooiweerwolken met groene rand werden door een frisse oostenwind door de blauwe hemel gedreven, de zon scheen uitbundig. Het landhuis lag op een lage heuvel, vanuit de tuin waren de groene heuvels van Longwë te zien die de grens tussen Zeeplezië en Groen-Plezië vormden.
De Raad zat er als aangeschoten wild bij. Pim deed het woord. ‘Wat een feest had moeten worden eindigde in een drama.’ Beide andere bestuursleden knikten.
‘Waren er al langer problemen tussen de heer Bakjan en diens belager, Bergmans’, vroeg Paul Versaeck, die trouwens maar een jaar of drie ouder was dan de studenten. ‘Niet dat ik weet’, antwoordde Wyx.
‘Vertel eens iets meer over Bakjan’, drong Michelle aan.
De vrouw, Lisa, haalde haar schouders op. ‘Wat valt er verder te zeggen? Noel was aardig, maar ging altijd recht op het doel af. Hij haatte verspilling. Hij zat bovenop het geld.’
‘Was hij een rokkenjager’, vroeg Paul, waarbij hij in een oogwenk zag dat Michelle giftig naar hem keek. Wat moet die melkmuil nog veel leren, dacht ze. Was Nicole er maar.
Een flauwe glimlach ging over Pim-Bul’s gezicht. ‘Ja, hij was héél galant, op zijn manier dan.’
Dat hield in dat hij geregeld vriendinnetjes had, totdat er een mooier meisje langskwam, of één van een betere afkomst. ‘Kent u het begrip island-hopping’, vroeg Pim-Bul gemelijk.
Michelle Markens wist genoeg.

Nusrin Quebachi genoot van haar vrije dag. Met veel tegenzin had ze alleen het hoognodige poetswerk aan haar appartement verricht. De zon lachte binnen dus in een mum van tijd reed ze met haar 4x4 naar de kust. Naar het Zuiden, over de Plezio-Maritime-tolweg, voorbij langs de stad Trenton en dan vervolgens via de R659 afslaand naar Condes aan Zee. Het seizoen was nog vroeg en koud, maar strandtent Laverne was open en ze bestelde een salade Astoise en thee.
     Haar telefoon rinkelde. ‘Oh nee, het werk’, zuchtte ze. Het was Nicole van de Veer. Of het normaal was dat een klinisch patholoog informatie deelde met de advocaat van de dader. ‘Binnen bepaalde beperkingen mag dat’, zei Nusrin. ‘Hij moet zich aan de regels houden, maar als het de waarheid niet schaadt, mag het.’ ‘OK, bedankt’, zei Nicole verder. ‘Sorry dat ik je lastig heb gevallen’. ‘Geeft niets’, zei Nusrin. ‘Tot morgen’. Vervolgens schakelde ze haar telefoon helemaal uit.

De volgende dag wilde Pieter-Willem van Hooghe de status weten. Er was hem wat opgevallen. Hij begon een zaak altijd alleen en schakelde meer mensen in en voordat hij het wist werkte het halve kantoor aan de casus, zoals nu bij Omega. ‘Ik wil dat er duidelijker lijnen komen’, zei hij. ‘Ik draai me om en er werken al zes personen aan één en dezelfde zaak. Dat kan zo niet verder. Merel, jij gaat de zaak Coseweg doen’. Michelle Markens, die het beu was dat ze steeds naar de vogel werd genoemd zei botweg: ‘Ik héét geen Merel, hoor’, en ze beende behoorlijk geagiteerd de ‘Steam Room’ uit, Van Hooghe senior in opperste verbazing achterlatend.

Twee dagen informeerden de ouders van Per Bergmans ongerust bij Pieter-Willem van Hooghe of er nog nieuws was over hun zoon. Die zat nu in voorarrest. ‘Het is zo’n goede jongen’, zei de moeder. ‘Het wachten is nog op het autopsierapport’, antwoordde Van Hooghe senior. Hij belde Nicole op en gaf haar opdracht om wat druk op de ketel te zetten. Dezelfde middag ontving Nicole het rapport. Daaruit bleek dat Noel Bakjan een zwakke ader in z’n hersenen zat, die wellicht vroeg of laat toch zou zijn gesprongen. De rechtse van Bergmans had tot gevolg dat de ader nu was gesprongen.

‘‘Jullie zijn nét te laat’, zei Cath van der Linden tegen Nicole van de Veer en Nusrin Quebachi. ‘De delator heeft mij al als getuige-deskundige opgeroepen. Zoals ik al in het autopsierapport heb aangegeven had Bakjan al een zwakke ader. Het is zeer waarschijnlijk dat de vuistklap de druppel was, maar het hoeft niet persé. Ik kan jullie Dr. Muilich adviseren.. Hier is zijn kaartje. Uiteraard heeft dit gesprek nooit plaatsgevonden.’

‘Aparte mevrouw, die Van der Linden’, zei Nicole. Nusrin knikte. ‘En nu?’
‘Eerst maar eens met Van Hooghe overleggen’, zei Nicole.
‘Heb jij nog wat van Michiel gehoord’, vroeg Nusrin. ‘Die is al een paar dagen niet op kantoor gekomen.’ Nicole ontkende.
‘Ik heb het altijd al een rare pief gevonden’, zei ze.

‘Dokter Muilich, ai, da’s een grote jongen’, zei Van Hooghe aarzelend. ‘Omzichtigheid is geboden.’
Op de vragende blikken van Nicole en Nusrin betoogde Van Hooghe verder: Je kan hem het beste thuis opzoeken.’
‘Maar dat is helemaal in Einas’, zei Nicole.
‘Ja en, jullie hebben toch een auto, of niet dan?’ Nicole zuchtte, dat werd weer een moeilijk gesprek met het thuisfront. Einas lag aan de rand van Zwart-Plezië, een rit van drie uur enkele reis. De middag was al ver gevorderd, dus besloot Nicole telefonisch een afspraak te maken met de inmiddels gepensioneerde schouwarts.

De Trancentauria Autostrada nr. 95 begon in Malinquenda en ging pal in westelijke richting. Eerst werden de Longwëheuvels gepasseerd en later Groen-Plezië, een afwisselend landschap van weiden en wouden en verspreid liggende dorpjes. De zon bereikte de hoogste stand in het noorden en net na de middag doemden opnieuw heuvels op, een middelgebergte dat de Quadraanse naam Hëat Penn droeg en vlak aan de voet ervan lag de stad Einas aan de Trûpelrivier met ongeveer honderdduizend inwoners. West-Einas werd nog altijd beheerst door fabrieksschoorstenen van in onbruik geraakte hoogovens en smelterijen, schachttorens van witkoolmijnen en sintelbergen aan de voet van de Hëat Penn. Oost-Einas was daarentegen een oase van rust, witte vakwerkhuizen van verschillende grootte vormde het merendeel van het straatbeeld naast de uiteraard ook typische Plezische vuurrode bakstenen gebouwen. Juridisch dezelfde deelstaat van Sentaurië, maar o zo verschillend van Groot-Malinquenda. Zowel Nicole als Nusrin voelden zich niet op helemaal hun gemak toen ze de fraaie Abithekalaan inreden, waar Dr. Muilich woonde.
     De gepensioneerde arts woonde in een fraai landhuis, waar vroeger een mijningenieur in woonde, want de typische mijnarchitectuur was niet te missen. Een klein verschrompeld mensje met heldere grijze ogen, leigrijs haar en een donkerrood kleed aan, deed open.
     ‘Wij zijn van advocatenkantoor Willemsdijk-Van Hooghe uit Malinquenda’, zei Nicole. ‘Oh ja’, zei de vrouw ‘Wilt u mij maar volgen?’ Zij ging de bezoekers voor naar een mooi versierde salon aan de achterkant van het huis, waarin de kleur geel overheerste.
De schuifpui stond open en daarachter lag een keurig verzorgde tuin met serljeppabloemen die volop in bloei stonden. ‘Ongeveer twee weken later dan normaal’, zei de vrouw, die Erna heette en met de arts was getrouwd. ‘Vreemd weer hè, de laatste tijd. Droog, maar koud’, zei ze.
Dr. Muilich was een lange man, droeg een net donkergroen pak met nauwelijks zichtbare witte strepen (alsof hij zich extra voor deze gelegenheid had gekleed), morkonleren schoenen en een grote vierkante bril; een toevallige overeenkomst met Cath van der Linden’s montuur stelde Nicole enigszins onthutst vast. Hij vroeg wat hij kon betekenen. Nicole legde kort de stand van zaken uit.
‘Dit is inderdaad een moeilijk geval. De patiënt leefde met een tijdbom, want die ader kon elk ogenblik springen. Maar voor hetzelfde geld zou het ook nog, bij wijze van spreken, twintig jaar kunnen duren. Ik moet de zaak goed kunnen bestuderen. Dit geval is zeldzaam.’
‘Dat begrijp ik’, zei Nicole. Zoals altijd was Nusrin stiekem van de tafel weggeslopen en sprak kort met Muilich’s echtgenote, die de twee WvH-medewerkers had binnengelaten.
‘Wilt u als onze getuige à décharge optreden’, vroeg Nicole.
Dr Muilich twijfelde even. Hij vond Nicole van de Veer een mooie en knappe vrouw en zegde toe. ‘Uiteraard hebben wij een ruimhartige reiskostenvergoeding en ook uw verblijf wordt door ons kantoor betaald.’

 Nicole van de Veer was die avond voor de verandering eens een keer op tijd thuis en besloot de extra vrije tijd goed te benutten. ‘Heb jij vanavond tijd, Edwin?’ ‘Waarvoor’, gromde deze vanachter de krant. ‘We kunnen nu die bank gaan kopen bij Björnsons’
‘Je bent niet goed snik’, zei Nicole’s vriend. ‘Je bent de hele dag op sjouw geweest en nu wil je weer weg. Wat is dat toch met jou?’
‘Het is al goed’, zuchtte Nicole en ze plofte zich op de sofa neer. De televisie ging aan en de hakken gingen uit.

De daarop volgende week was de rechtszitting in de Omega-zaak. Michiel van Leuven was terug op kantoor, maar noemde niet de reden van z’n afwezigheid, iets wat Nicole mateloos irriteerde.
‘Michiel, heb je even?’
Die keek op z’n horloge. ‘Vijf minuten, ik moet zo meteen met Michelle Markens naar de firma Coseweg toe, je weet wel, die andere zaak waaraan wij werken.’
‘Jij bent m’n mentor, toch’, zei Nicole aarzelend, zich afvragend dat het zonet nog briljante idee van confrontatie nu toch aanmerkelijk minder goed was geworden. Maar ze herpakte zich. Ze had ooit geleerd dat ze ‘dicht bij zichzelf’ moest blijven, als er kritiek moest worden uitgesproken.
‘Ik heb het gevoel dat ik aan mijn lot wordt overgelaten,’ zei ze. ‘Ik kan met m’n vragen nergens terecht.’
‘Je kan het toch uitstekend met Nusrin vinden’, zei Michiel.
‘Ja, maar die is geen advocaat. Ze neemt de wet nogal, hoe zal ik het zeggen, ruim op.’
Michiel zuchtte. ‘De Ouwe is helemaal weg van jou.’
‘Bedoel je..?’
‘Ja’, zei Michiel. ‘En bovendien, thuis gaat het niet geweldig, dus ik was de laatste tijd misschien er niet altijd als je me nodig had.’
Nicole wist dat Van Leuven een chronisch ziek dochtertje had, dat veel aandacht vergde en z’n huwelijk onder druk zette.
‘Ik zal me beteren’, glimlachte hij.
Nicole verliet opgelucht de kamer.

Hoewel de zaak Omega heel wat stof had doen opwaaien werd besloten dat Van Hooghe senior zélf de verdediging zou voeren (normaal zou “media”-advocaat Samuel Hallenbeeck dit doen, de wegen van WvH waren soms moeilijk te volgen).  De zaak stond volop in de belangstelling. Nicole was tot zijn secondant benoemd.
      De opgeroepen arts Cath van der Linden kon niet garanderen dat de vuistslag tegen Bakjan’s kaak z’n voortijdig overlijden had betekend.
Getuige Dr. Muilich gaf aan dat het een buitengewoon ongelukkige samenloop van omstandigheden was. ‘Als hij aan de andere kant was geraakt, zou de heer Bakjan waarschijnlijk nog onder ons zijn’, zei hij ter zitting.

Na twee weken volgde de uitspraak: Per Bergmans kreeg drie jaar onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor ongemunte doodslag.

Dit leidde tot een woeste schreeuw van de vader van Noel Bakjan. Hij vond de straf veel te laag.
Het Delatorium (openbaar ministerie) wist nog niet of het in beroep zou gaan.

Deel deze pagina