Het weer

M = lenningrijk gebied P = arm gebied. Een buienstoring zorgt voor instabiel weer in Malinquenda en omgeving.

M = lenningrijk gebied P = arm gebied. Een buienstoring zorgt voor instabiel weer in Malinquenda en omgeving.

De weersystemen op Calennius

In tegenstelling tot de Aarde heeft Calennius een weersysteem dat afhankelijk is van lenningrijkdom.

Lenning is een element dat heel zelden voorkomt in het heelal. Er zijn zelfs geleerden die betwisten òf lenning een element is of toch iets anders. Wat wel vaststaat is dat lenning de essentie is van de planeet Calennius. Het zorgt ervoor dat op een mooie dag de witte wolken een lichtgroen randje hebben. Lenning wordt  voornamelijk als gas aangetroffen, maar er zijn ook lenningmeren en –bronnen. Lenning bindt water, dus al vrij snel is er van pure vloeibare lenning geen sprake meer, maar is het een mengsel geworden, waarin het aandeel H2O alsmaar belangrijker wordt.
     Net zoals de Aarde wordt Calennius door zijn zon onregelmatig verwarmd en heeft deplaneet een scheefstaande rotatie-as. Daarom zijn er ook seizoenen.  Calennius heeft echter een zwaardere atmosfeer, zodat er veel minder temperatuurverschillen zijn.  Er wordt wel lucht verplaatst, maar in tegenstelling tot de Aarde komt dat niet door de luchtdruk (die is er wel, maar is veel minder prominent aanwezig), maar is het verschil in lenninghoeveelheid de motor van de atmosfeer. 
     Net zoals water “stroomt” lenning van gebieden van “hoog” naar “laag”. Op deze wereld wordt dat Rijk en Arm genoemd. Een lenningrijk gebied kan men vergelijken met een hogeluchtdrukgebied; een lenningarm gebied is een depressie. Ook de natuurkundige eigenschappen zijn precies hetzelfde. In een Aards lagedrukgebied stijgt lucht op, koelt af waardoor waterdamp condenseert en er wolken en neerslag ontstaan. In een “Arm” stijgt de lucht op, waardoor de lenning en het water worden gescheiden. Dit water vormt dan de neerslag.
     Armen ontstaan voornamelijk boven de woestijnen (dat is dus tegengesteld aan de Aarde!), maar worden pas actief als ze de zee naderen. Daarom blijven de woestijnen ook droog; het water verdampt niet alleen, maar wordt ook nog eens weggezogen! Pas boven zee krijgen de arme gebieden een typisch uiterlijk van een lagedrukgebied zoals bekend van (Aardse) satellieten.  Het arme gebied in deze fase trekt lenningrijke lucht aan en zo ontstaan er fronten en wolken. De verschillen in een arm kunnen groot zijn en daarom brengt zo’n gebied vrijwel altijd slecht weer. In subtropische gebieden kunnen deze “calennische depressies”zelfs tot “stormen” uitgroeien, die hier vortexen of vortices worden genoemd. De laatste fase van een arm gebied is dat het wordt opgevuld met meer lenningrijke lucht. Lenning bindt water en de wolken verdwijnen.

Rijke gebieden

Deze gebieden ontstaan bij voorkeur rondom de polen van de planeet en op enkele hotspots. Deze gebieden bewegen ook mee door de atmosfeer, maar dan meer als de slinger van een uurwerk. Dit mechanisme wordt nog niet begrepen door de calennische weerkundigen.  Sentaurië en Baejir (het zuidpoolgebied) is een van de rijke gebieden. Op het noordelijk halfrond is dat voornamelijk in Aunor en in het noorden van de Ornathaanse Oceaan. 
Ten zuiden van Aunor zijn verschillende lenningkanen (een soort vulkaan) die regelmatig deze essentie uitgeven. Dit gaat soms met veel geweld gepaard, zodat deze ook wat van echte vulkanen weghebben, behalve dan dat ze flauw oplopen en meer op lage heuvels lijken dan op een Vesuvius bijvoorbeeld. (er zijn ook vulkanen op Calennius, maar dat valt nu buiten het bestek van dit verhaal).          Lenningrijke gebieden zijn het tegenovergestelde: hier daalt de lucht en de lenning bindt het water, zodat (eventuele) wolken oplossen en de hemel staalblauw wordt. Het vocht verdwijnt en de hemel wordt helder, ondanks dat Calennius een iets zwaardere atmosfeer heeft kan men toch ’s nachts de sterren en de manen zien. Wel een uniek verschijnsel is het “blokfront”.  Dit is een smalle geelachtige wolk die door een rijk gebied voor zich uit wordt geduwd. Deze brengt korte, maar hevige buien, maar soms ook “druis”, een mengel van water en lenning. Als dit blokfront gepasseerd is draait de wind vaak naar het oosten en wordt het droog, soms een paar dagen, soms zelfs meerdere weken.

Meting

Lenningrijkdom wordt gemeten in courjons. Deze schaal loopt van 0 tot 50. Vijftig komt bijna nooit voor, gemiddeld is de lenningrijkdom in Sentaurië toch maar rond de 25 à 30 ondanks dat het land een hotspot is. De waarden schommelen het hele jaar door op dezelfde manier, in de winter kan het dus 30 courjon zijn en op een willekeurige zomerdag maar 10 courjon. De enige connectie met de temperatuur is dat het ’s winters vaak koud is bij helder weer en minder koud bij regen of sneeuw.

Courjonschaal














0

10

20

30

40

50


ARM



GEMIDDDELD


RIJK


Deel deze pagina