De Sentse kalender

Vroeger vond ik Oudejaarsdag een magische dag. Lekker lang opblijven in plaats van om acht, later negen uur naar bed. Mijn ouders hadden een bakkerij met winkel, dus het was altijd een soort zaterdag, drukte in de zaak, soms mensen buiten op de stoep die op hun beurt wachtten. De meeste klanten kochten gewoon brood en wafels, oliebollen was meer iets van ‘daarboven in Holland’. Om vijf uur ging de winkel dicht. Mijn moeder besliste vaak wat er op televisie kwam, meestal was dat Duitsland 1 of 2. Met in de vooravond vaak ‘The Nintieth Birthday’, een Engelstalige sketch die wonder boven wonder nooit in het Duits werd nagesynchroniseerd. Ook altijd gedacht dat ze in Dodge City de taal van Goethe en Brecht spraken? Zet je handtekening maar. Later op de avond waren het vaak melige ‘John Lanting’-achtige toneelstukken over vreemdgaan en ‘hilarische’ persoonsverwisselingen en rond negen uur ging ‘Die Party Richtig Los’. Voordat je het wist was het twaalf uur, stonden mijn zusje en ik met sterretjes (het is koudvuur, dus het geeft niets) buiten naar het vuurwerk te kijken. De overburen, Hazenbosch heetten ze, hadden altijd knallers en dat vond ik niet leuk. Die begonnen zelfs al vóór Kerstmis met rotjes. Eén van de jongens leek op de zanger van The Sweet.

‘Pap, waarom ben ik niet op 31 december jarig?’ Zo’n vraag van een tienjarige waarop je als ouder onmogelijk een goed antwoord kan geven. ‘Omdat het nou eenmaal zo is’, zei mijn vader met een zucht, toen we op Nieuwjaarsdag 1975 langs de Maas reden, vlakbij de sluizen van Baarlo. Er was niets te doen, want ook de schippers hadden vrij.
‘Jouw verjaardag is 26 juni’.

26 juni. Een datum als een doorzonhuis op de Perenbloesem nr. 68. Terwijl 31 december en 1 januari de kathedraal en het raadhuis in het midden van de stad zijn. Mijn zusje is op 4 april jarig (vier/vier). Dat is het café waar de muziek speelt en eens in de zoveel tijd de paashaas langs komt. Dat is tenminste nog iets. 26 juni is de buitenwijk, keurig aangeharkte gazons, een zijstraat waar nooit iets gebeurt. Enkele maanden later zag ik een documentaire op de televisie over Australië. Schaars geklede dames (ze droegen een bikini en een kerstmuts) wensten de kijker een vrolijk kerstmis. ‘Want in Sydney vieren ze dat in een behaaglijke temperatuur van dertig graden’, zei de gortdroge commentaarstem op ‘d’n derde duitser’. Toen hoorde ik dat het op zuidelijk halfrond dan zomer was. Ik dacht eerst dat de eindejaarsfeesten altijd  ’s winters plaatsvonden. Een ontdekking die grote gevolgen zou hebben. Bovendien reden ze er ook links, het omgekeerde van Nederland. Fascinerend. Daar moest ik ooit een keer naar toe.
Toen begon het.

Goed, 26 juni wordt dus 1 januari, dus mijn verjaardag wordt het begin van het nieuwe jaar. Maar welk jaar? Het was ergens in het voorjaar van 1976 toen ik na het verplichte schoolzwemmen in de kleedkamer een ongelooflijk ‘Eureka’-moment kreeg. Ik was toen elf jaar oud. Ik ben op 26 juni jarig. Dus een getal verscheen voor mijn ogen. Het geroezemoes van mijn zich afdrogende  en kleren aantrekkende klasgenoten verdween voor een paar seconden naar de achtergrond. In neonletters knipperde het getal 2611. Dat betekende dus, als ik weer jarig was, de overgang naar 2612, enzovoorts. In die periode las ik al veel Asterix de Galliër en fantaseerde ik al over een denkbeeldig land waarvan Lutetia de onbetwiste hoofdstad was en Royalsbergen de grote stad om de hoek.

Sentaurië
Pas een paar jaar later kreeg Sentaurië z’n definitieve plaats op de planeet Calennius, nadat het land ergens in de Indische Oceaan een ‘tussenstop’ had gemaakt, globaal halverwege tussen Madagaskar en Indonesië in, ver weg van alle Europese toestanden, waar Kerstmis in de zomer valt. De naam van het land was ontleend aan het sterrenbeeld Centaur, dat op het zuidelijk halfrond zichtbaar is. Het sterrenbeeld is de buurman van het Zuiderkruis, het embleem dat op de vlaggen van Australië en Nieuw-Zeeland prijkt. Uiteraard ging de ‘kalender’ mee naar Sentaurië. Maar de maanden hadden nog geen namen en ook de dagen van de week waren nog niet gelabeld. In die jaren (rond 2615, 2616) vond ik mijn verjaardag nog belangrijk, dus planeet Calennius kreeg ook, oh wonder, een jaar van 365 dagen, met af ten toe een schrikkeldag, een dag extra.

Maan 40
Het getal veertig vond ik magisch. Iedere week de énige echte met Lex Harding op Hilversum 3. Hij praatte wel irritant door alle intro’s heen.Dus ik heb jarenlang  cassettebandjes bewaard met halve aan- en afkondigingen erop. Ik was het trouwens vaak niet eens met de ‘enige juiste volgorde’, weer dat vervelende Chic op nr. 1 in plaats van The Ramones, bijvoorbeeld. Dus er was toen al een ‘alternatieve’ Sentse hitparade waarin de New Yorkers de klapper van de week waren. Die weekdagen die toen ineens Italiaanse namen kregen, vond ik goed klinken. Wel met twee dagen verschuiving, je moet er toch niet aan denken dat de week op maandag begint, de zaterdag is veel leuker! Zaterdag werd Lunedi want de maan in al haar verschijningsvormen vond ik wel mooi, zondag Martedi.  Mercoledi werd Werkoledi (want dan begon de ‘werkweek’), enzovoorts. Vrijdag had een verzonnen naam, Ladomdi (de ’naar huis-dag’) want ik had op het internaat gezeten en vooral het laatste jaar (2612!) was zwaar. Toen ik weer een keer naar de Top-40 luisterde werd het duidelijk: er zouden negen maanden van afwisselend 40 en 41 dagen komen (ik heb ook nog een korte periode gehad dat de laatste vijf dagen van het jaar, dus 21 t/m 25 juni) niet tot een maand behoorden, maar die ik de naam Centaursdagen gaf. Om mijn planeet draaiden twee manen, de namen had ik van Neptunus geleend: Triton had een periode van zeven dagen en Nereïde had een maand van veertig dagen

Het magische getal 12
Een jaar met negen ‘nereïdes’ is een beetje lastig. Allereerst is negen alleen maar door drie deelbaar en er zijn vier jaargetijden in het jaar. En vier kwartalen. Dat begon te wringen. Daarnaast moest ik iedere datum uit de gewone kalender ‘omrekenen’. Dat deed ik door de negen begindata van de nereïdes in de kop te knallen. 26 juni, 6 augustus, 15 september. Een heel gereken. Het getal twaalf daarentegen is deelbaar door drie, vier en zes, veel meer mogelijkheden dus. De ‘nereïden’ maakten plaats voor gewone maanden. Dit proces duurde trouwens best lang, een paar jaar. Via allerlei omwegen (waaronder zelfs een kortstondig gebruik van 14 maanden van 26 dagen, genoemd naar meteorietenzwermen die dan zichtbaar waren) ontstond de huidige Sentse kalender, de Solkalender. Maar voordat het zover is maken we even een omweg langs de Aarde.

Here comes the Sun
Waarom schuift de Ramadan in de loop van de tijd door het jaar heen? En waarom valt Pasen niet altijd op dezelfde dag(en) van het jaar. Het zou wel handig zijn. Dit heeft te maken met de Maan. De (aardse) maan heeft een omlooptijd van 29½ dag. Twaalf maanden tellen slechts 354 dagen, dat zijn er elf te weinig. Het islamitisch jaar duurt 354 dagen, de zon wordt buitenspel gezet. De Hebreeuwse kalender is een mengsel van zon en maan: hun lunisolaire kalender bestaat uit twaalf  echte maanden, eens in de zoveel jaar met een schrikkelmaand aangevuld, zodat op de lange termijn het Joodse nieuwjaar altijd eind september valt, maar nooit op dezelfde dag van de ‘westerse’ kalender. Het verspringen van de Paasdatum (en de verbonden feesten Carnaval, Hemelvaart en Pinksteren) heeft ook met de kortere maankalender te maken. Pasen valt altijd op de eerste zondag na de eerste volle maan die na 21 maart valt. Soms is die volle maan op 22 maart te zien, maar in een ander jaar bijvoorbeeld pas op 17 april. Voor de rest zie ‘Wikipedia’.  Hoe zit het dan op een planeet met twee manen? Om stapelgek van te worden! En ik wilde juist een eenvoudige kalender, zonder veel rekenwerk. Heel simpel: keuzes maken. In dit geval was er zowaar sprake van overeenstemming op zowel de Aarde als op Calennius: we kiezen voor de Zon. Want een kalender was vroeger een zaak van leven of dood. Want wanneer moest er worden gezaaid, wanneer geoogst? Wanneer waren de jaarlijkse overstromingen van de Nijl? En welke dag was de kortste dag van het jaar? En konden we ons daarna verheugen dat de zon weer elke dag een ietsje pietsje langer scheen.

Via Roma
Zoals misschien bekend zijn de Romeinen de uitvinders van de huidige kalender. De namen van de maanden stammen van hun af. Alleen hun jaar begon op 1 maart, het begin van de lente. Julius Caesar wilde dat in zijn rijk één kalender kwam, want er was een wildgroei van kalenders ontstaan. Het begin van het jaar werd naar 1 januari verplaatst. Januarius is de god van de twee gezichten, één kijkt achterom, de ander vooruit, het maagdelijk nieuwe jaar in. De maanden september t/m december werden niet omgenoemd. Caesar’s opvolger Augustus noemde de zesde maand (Sextilis) naar zichzelf, juli was al door Caesar geclaimd. Maart, mei en juni waren namen van Romeinse goden. De dagen van de week werden ook naar goden genoemd, en naar de zon en maan. Vele eeuwen later bleek de ‘juliaanse’ kalender niet meer in de pas te lopen. De lente, die volgens de kalender gewoon op 21 maart begon was als een dief in de nacht  naar voren geschoven. In 1581 begon de lente op 11 maart. Geen klimaatverandering, maar een kleine rekenfout. Paus Gregorius XIII besloot om drastisch in te grijpen: hij schrapte elf dagen in 1582. Je ging op 4 oktober naar bed en stond op 15 oktober op, zonder dat je nu eens echt was uitgerust. Bovendien werden de eeuwjaren die niet door 400 deelbaar zijn beroofd van hun schrikkeldag. Dus 2000 wel, maar 2100 niet. Wie dat nog mee mag maken zal er achter komen dat hij op 29 februari 2100 geen afspraken kan maken en erger nog, geen vrij kan nemen. Maar we zijn nu wel lichtjaren van planeet Calennius verwijderd. Terug naar huis dus!

Zelfs je naam is mooi
Ik heb de Latijnse taalfamilie altijd mooi gevonden. Een weerbericht in het Frans is als een gedicht en een Italiaanse menukaart, je krijgt er spontaan honger van. Prosecco is een bruisende naam. Bovendien: een Latijnse tekst in marmer is voor eeuwen.
         Calennius kende geen Romeinen, maar wel het land Luxor. Daar aan de Zee van Verlangen kreeg de beschaving haar vorm. Via het continent Kaires reisde de Lingua Libra over de wereld en immigranten brachten deze taal meer dan drieduizend jaar geleden naar Sentaurië. Daar spraken de Mensen (de nieuwkomers) de taal die het Sents werd en waarvan de Lingua het stevige fundament was. On, tua, soon, patru, quin, hest, heda, toc, noua en zece werden de getallen één tot en met tien. De kalender ontstond uit de behoefte en de noodzaak om te overleven in dit nieuwe, soms barre land met z’n omgekeerde seizoenen. Men keek ’s nachts naar de hemel en zag andere sterrenbeelden en zo kregen de maanden, de ‘sterrenhuizen’ van de Sentse kalender hun naam. Ze kregen de naam van het sterrenbeeld dat ’s avonds het duidelijkst waarneembaar was. Adan met zijn heldere flonkerende Vuurster werd het eerste ‘elloon’ van het jaar. Birsat (later Bedaria), de Slang van de Hitte werd de tweede. Het achtste ‘elloon’ kreeg de naam van de Koudeheren, de Aŭverni, die volgens overlevering in het Seraŭcusgebergte woonden. De laatste sterrenbeelden van de calennische dierenriem waren echter vaak door bewolking en zwakke sterren niet goed zichtbaar. Deze ‘ellonen’ kregen een nummer: negen, tien, elf. Het laatste sterrenbeeld, Dralin met z’n prachtige blauwe en turkooizen sterren kreeg de naam van het magische getal twaalf. Sommige kalenders noemen hem ook Fintember, het einde.

In de huidige versie van mijn geo (planeet Calennius en omstreken) hebben de manen andere omlooptijden gekregen. Ik vond veertig te lang, dus de buitenste maan Kyra heeft nu een omlooptijd van 27 dagen gekregen en de binnenste maan, Launda doet er dertien dagen over. De dertien dagen van de Sentse week, de lûnance, zijn naar de fasen van die maan genoemd. Net zoals op Aarde is deze maan van de Solkalender losgekoppeld en valt Nieuwjaarsdag elk jaar op een andere dag van deze lûnance.

A Centaurian on Earth
Moet zich gewillig aan de (hier?/daar?) heersende mores onderwerpen, zich aanpassen, zich conformeren, toch? Ik dacht van niet. Ik maak al jaren agenda’s die op 26 juni (pardon, 1 Adanaria) beginnen en ik leef nu in het jaar 2654, net zoals de Calennianen. Er wonen vele volkeren op mijn thuisplaneet en er zijn vele feesten rondom evenzovele kalenders. De Madenen hebben een jaar van veertien ‘maanden’, en in Blauwland is een strenge kalender van tiendaagse weken van kracht, de Decadenrekening. Maar de Solkalender is overal ter wereld geaccepteerd, want je ziet overal op de wereld ’s avonds dezelfde sterrenbeelden langs de ‘zonneweg’, de dierenriem, de ecliptica. Die dus door het jaar heen veranderen, omdat Calennius om zijn zon, Yorna oftewel Sol draait. Sol betekent ook ‘enige’, er bepaalt maar één hemellichaam welke dag en welk jaar het is, de zon.
     Toch nog even een korte uitstap naar de week. Je woont op Aarde en je moet je schikken naar de week. Ontstaan in de tijd van de Babyloniërs, die de dagen van de week naar de goden noemden, de zichtbare planeten Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus aangevuld met zon en maan. Overgenomen door de Hebreeërs en in de Bijbel beland. God schiep de wereld in zes dagen, de zevende dag rustte Hij.  De Solkalender heeft ook een week voor aards gebruik: de hedon. Deze hedon begint op laŭdai (maan Launda), lauate betekent ook sprankelend in het Sents, gevolgd door Dimedai, de stemmige zondag in driedelig pak. Gondai/mondai is de derde dag, dan begint de werkweek. Afnemende maan, het feest is even voorbij. Kardai is de vuurdag, genoemd naar de Vuurster die in gedachten flonkert op een regenachtige dinsdagmiddag. Mihedon betekent midweek, al valt die technisch gezien een dag eerder, maar het is wel de middelste dag van de werkweek. Joondai betekent ‘jonge dag’, ineens is daar de maansikkel weer na een paar dagen onzichtbaarheid, het weekend ligt in het verschiet. De zevende dag is Ferjadai, Verheugdag. Ik denk dat een nadere toelichting niet nodig is. En hoewel er geen maan in zeven dagen meer rondom Calennius draait is zij toch aanwezig in de naam van enkele dagen van de hedon.

Oud en nieuw
Nu ik volwassen ben is veel van Oudejaarsdag verloren gegaan. Ik mag nu zelf weten hoe laat ik naar bed ga, het speciale is er vanaf. Sterker nog, oudejaarsdag is nu een verplicht nummer geworden. En ook de dagen erna. Ik noem het woord nieuwjaarsreceptie en iedereen ziet vóór zich de verschrikkingen ontvouwen. De beste wensen. Veel geluk en gezondheid. Even hoop je dat in het nieuwe jaar dingen echt gaan verbeteren, maar op 2 januari slaat het journaal die droom al vaak in duizend stukken. En de reclames voor de zorgverzekeringen die de laatste jaren de media teisteren herinneren je eraan dat een goede gezondheid niet vanzelfsprekend is. Je wordt ouder, papa. Nee, Oud en Nieuw is niet meer leuk. Afschaffen maar? Nee, dat nooit. Je kan alles wel overboord gooien. Maria Hemelvaart, Allerheiligen, de tweede Pinksterdag zit ook al op de wip. Als het aan de MFC (de liberalen) ligt is het alleen nog maar werken voor twee dagen rust, het hele jaar door. Dat is toch verschrikkelijk! Laten wij onze feestdagen koesteren, ze behoren tot ons erfgoed. Dat geldt zelfs voor Carnaval. Ik sta dan op spoor 3b, wachtend op de trein naar het Noorden als ik er geen zin in heb.
       Nee, met Oud en Nieuw bereik je een mijlpaal, je hebt een jaar achter je liggen, met alle ups en downs en je krijgt een nieuwe kans. Aan jou en mij om die in te vullen. En doordat ik dus in twee werelden leef komt dat moment twee keer per jaar. Dat vind ik stiekem toch wel leuk. Het ‘christelijke’ oud- en nieuw in de wintertijd, Top 2000 op de radio, drukte in de stad. Samen doorhouden met vrienden, oliebollen en champagne om twaalf uur. En dan het ‘calennische’ oud en nieuw: de hemel boven de steden Umqadon, Malinquenda, Maarneghem en Westerdam kleurt in alle kleuren van de regenboog, de manen (als ze op zijn) krijgen een extra halo, proficiat, perfisia, een nieuw jaar ligt in het verschiet. Een jaar dat in de zomer begint en waar het laat donker wordt. Wanneer ik in mijn eentje trots ben op mijn geo, aardbeienvlaai en champagne om twaalf uur.

De ‘ellonen’ van het jaar:

  1. Adanaria
  2. Bedaria
  3. Celoth
  4. Orru
  5. Fem
  6. Isnip
  7. Tozan
  8. Aŭvurnus
  9. Noiember
  10. Zecember
  11. Oncember
  12. Doucember

Adanaria, Celoth, Fem, Tozan, Aŭvurnus en Doucember duren 31 dagen, de andere ellonen duren 30 dagen. Behalve Bedaria, die heeft er 29. Zecember heeft er nominaal ook 31, maar ééns in de vier jaar wordt die echt geteld.

De dagen van de ‘hedon’ in het Sents en Normisch:

  1. Laŭdai   (moondag)
  2. Dimedai  (teesdag)
  3. M/Gondai  (gaandag of gonderdag)
  4. Kardai   (vuurdag)
  5. Mihedon  (midweek)
  6. Joondai  (zesdedag)
  7. Ferjadai  (vreugdag, oudeweeksdag)

Deel deze pagina