8. okt, 2020

Wandel-App

‘Alle badplaatsen hebben iets bijzonder treurigs buiten het seizoen. De Arnundaanse folkzanger Jack Vansand had het er al over in z’n song ‘Nonwhere to Go’. Daarin is sprake van bijna verlaten stranden, een grijze zee met schuimkoppen en het geluid van krijsvogels. De verlaten gokhal van Rikky Monteiro, de met planken dichtgetimmerde vensters van Joe’s Diner, zand dat zich onder de boardwalk ophoopt onder een ijzeren hemel. De badplaats uit ‘Nonwhere’ heette New Alleyhoo en lag aan de oostkust van Arnundon. Vansand werd een paar kilometer landinwaarts geboren en trad voor het eerst in ‘Alleyhoo’ op. Buiten het seizoen was er dus niets te doen en degene die de harde zeewind toch trotseerde wenste hartgrondig dat hij ergens anders was, of op z’n minst was thuisgebleven.’

Condes-aan-Zee, 2 Orru 2656
Drie vrouwen van middelbare leeftijd hebben zich zojuist aan de balie van hotel Villa ingeschreven voor een driedaags verblijf. Miriam Vredesteijn, zeldzaam opgewekt, zegt dat ze er zin in heeft. Even de boel de boel laten en lekker doorwaaien. Haar huwelijk is volgens de mediator nog niet verloren, ondanks dat het afgelopen voorjaar flink misging tussen haar en Peter. Ze hebben een maand apart gewoond, maar nu ging het weer langzaam de goede kant op. Hij had een vriendenweekend gepland en Miriam besloot hetzelfde te doen en trommelde Marjolein Mauci op.
            Marjolein was onlangs met veel enthousiasme bij een startup begonnen die reis-apps ontwikkelde. Volgens haar baas Hans-Martijn de toekomst! Zij was één van de ‘oudere’ medewerkers van Travellin zoals het bedrijf heette. Zij voelde de groepsdruk om ook maar bij een streamingsdienst te gaan, omdat het in de pauze bijna nergens anders over ging. ‘Heb jij de serie Career Carry al gezien’, vroeg haar collega Martine haar. Marjolein moest het antwoord schuldig blijven. ‘Een must-see’, aldus Martine. Marjolein werkte als hostess bij de startup, wat inhield dat ze de telefoon aannam, de receptie deed en bezoek ontving. Een baan zonder al te veel na te denken. En onder haar niveau. Ze vindt het niet erg, ondanks de waarschuwing van de derde vrouw.
            Deze derde vrouw is ondergetekende, Clairy van Asdonck. Die dringend moet afschakelen van een jaarafsluiting from hell. Bij diverse klanten was de administratie hulpeloos, radeloos en reddeloos en bij Bink BV was de omzet opeens in een hogere categorie terechtgekomen. De offerte bood maar ruimte tot tienduizend aureï, maar er waren veel meer uren en werkzaamheden nodig. ‘Dit had je moeten zien aankomen’, brieste leidinggevende Dries van den Acker. ‘Ik kan toch moeilijk bij iedereen op schoot gaan zitten’, zei ik. Na enkele gesprekken kwam er toch nog een onverwachte oplossing: één klant van Bink ging onverwacht failliet, zodat de omzet weer aan de goedkopere kant van de grens kwam.
     Het was een flink stuk rijden, zodat ik voorstelde om even een siësta te houden (het was druk rondom Malinquenda), maar dat ging niet door.
      ‘Kom op dames, naar het strand’, zei Miriam. ‘Doe die hakken maar uit, Clairy, het is nieuwweek nu.’ Met tegenzin deed ik snel lage schoenen aan en we staken de hoofd in de wind. Het was een kwartiertje gaans, veel hotels waren al dicht en we hadden alle drie geen zin in het ‘Ishtar Inn’, te duur voor deze onzekere tijden.
     Wie in Gabhegen is geboren, zoals wij drieën, zal altijd verbonden zijn met de zee. Hij is een oude vriend. Wispelturig, maar toch zo vertrouwd. Vandaag was onze vriend in een wispelturige bui, de IJzerzee getooid met grijze golven met schuimkoppen, de vlaggen van de weinige strandtenten stonden strak in de zuidoostenwind. Het was net als in die song van Jack Vansand, dacht ik. Alleen staat hier de zon ’s middags in het noorden, enigszins andersom dus. We liepen een dar* of zo in zuidelijke richting, half tegen de wind in en zagen in de verte de torens en de  containerkranen van Zuidhaven/Porto Australis. Na een half uur draaiden we ons om, weer terug richting Condes. Lekker de wind in de rug nu. Het jagende wolkendek brak en een witte zon stond boven de duinen in het westen. ‘Morgen op tijd opstaan om de zon te zien opkomen’, zei Miriam. Marjolein en ik zwegen. Even later was het lekker bijkomen in strandtent Oost, waar heerlijke jazzy loungemuziek ons omarmde. Er brandde een knetterend haardvuur middenin het restaurant. Een paar diehards zaten buiten, maar het was voor de tijd van het jaar behoorlijk koud. Normaal is Orru toch warmer, ook op onze breedte, maar dit jaar dus niet. De Globale Verkouding? Ik bestelde een warme choco (Winters! Riepen Marjolein en Miriam, die al meteen aan de alcoholica gingen, maar iemand moest toch het goede voorbeeld geven?)
     We hadden het weer over het eeuwige drietal: Werk, Mannen en Actualiteit. Helaas was er ook een nieuw onderwerp bijgekomen: onze ouders. ‘Hoe gaat het nu met jouw moeder’, vroeg Miriam aan Marjolein. ‘Redelijk’, antwoordde deze. Marjolein’s moeder heeft de Zieke van Arl, een combinatie van vergeetachtigheid en verminderde controle over de spieren. ‘En bij jou?’ Mijn moeder heeft me verrast. Ik was bang dat ze, na het overlijden van Pa, als een zielig vogeltje thuis zou gaan zitten, maar nee. Vol overgave heeft ze zich in het vrijwilligerswerk gestort. Ze aast op het voorzitterschap van de Bibliotheek- en Leesclub van Moerkerk, afgekort BILEKO. ‘Volgende maand zijn er verkiezingen’, zei ik. Mijn vriendin Jane van der Laan maakt de posters, bijna helemaal professioneel. Het was voor ons alle drie toch een lange dag geweest, dus kozen we Oost ook maar uit voor het avondeten. De bediening was prima. Er was ook een Leuke Man, maar voordat ik ook maar iets in die richting wilde proberen zag ik het haardvuur in z’n trouwring weerkaatst. Terug naar de Villa dus. Vroeg donker, de twee wassende manen stonden laag in het noorden als koplampen die al te lang hadden gebrand.

3 Orru 2656
Bij huisnummer 43 aan de Geel van Dorstlaan ligt het startpunt van Duinwandeling I, aldus de Wandel-App die Miriam vol trots aan ons laat zien. ‘Het kostte wat moeite, maar dan héb je ook wat’, snoeft ze. Miriam en haar excellente digitale vaardigheden uit het verleden kennende, zal het heel wat bloed, zweet en tranen hebben gekost voordat de app goed en wel op haar smartphone stond. En wellicht weer een aanvaring met Peter met bijbehorend noodsignaal naar de mediator toe. Stop met dat negatieve denken Van Asdonck, bijt ik mijzelf toe. We zijn alle drie herfstig gekleed, regenjassen aan, klompige non-sexy, maar uiterst functionele wandelschoenen aan. Klaar voor de start. Miriam is zoekende. ‘Moeten we deze weg nu oversteken of niet’, vraagt ze. Ik heb geen idee. Marjolein: ‘Volgens mij moeten we rechts langs het huis het bos in.’ Daar is inderdaad een niet al te breed pad te zien. Er staat ook een paaltje met een groene pijl. Maar op straffe van verdwalen moeten we de app volgen en ons niets van welke markering dan ook aantrekken, volledig mid 27ste eeuws dus. Dus daar gaan we. Honderd meter verderop een vork in de weg. Miriam haalt de smartphone tevoorschijn. ‘Links aanhouden’, zegt ze. ‘Tot aan het roodboombosje.’ Na een minuut of vijf wandelen begint de twijfel toe te slaan. ‘Ik had onderhand dat bosje wel verwacht’, zegt Miriam allengs minder vastbesloten. Wel moesten we door een hek en vanaf dat punt was het van belang om geregeld naar beneden te kijken ter voorkoming van strontschoenen. Want hier grazen Ukkelbarry’s, een soort tamme bovoon die in de pampa’s van Zuid-Sentaurië veel voorkomt en hier wordt gehouden om ongewenste planten weg te vreten. De beesten zien er lief en goeiig, doch indrukwekkend uit, geelbruine vacht en loensende zwarte ogen. Ze hebben lange hoorns. Gelukkig draagt niemand iets roods. Had ik al gezegd dat mijn regenjas zo donkerblauw is als de nacht? ‘Daar is het bosje’, roept Miriam vreugdevol uit. Bij de rode bomen slaan we rechtsaf en klimmen de hoge duinen op. In de verte de IJzerzee met vijf schepen op de horizon, vast onderweg naar Malinquenda. Pas nu laat de zon zich zien, vanmorgen kletterde de regen op de ramen, zodat we maar weer terug naar bed gingen, iets wat ik helemaal niet erg vond. Volgens de weerberichten zou het morgen beter zijn, dus dan gaat het morgenstond-heeft-goud-in-de-mond op herhaling.
            ‘Na zeshonderd meter is er een monument. Daar linksaf slaan’, zegt Miriam. Het pad cirkelt en kronkelt en bij iedere meter wordt Miriam’s  gezicht langer van onzekerheid. Gelukkig gaat het hier ook goed, er verschijnt een obelisk vervaardigd van geelrots aan de einder. Het monument is geplaatst voor de gevallenen tijdens de Goclaanse oorlog van zo’n honderd jaar geleden. Er liggen wat verlepte bloemenkransen voor. Verderop komen we weer in een duinbos terecht, de bomen, normale zuiderbeuken en glansessen hier klein gehouden door de altijd waaiende wind. De bomen hebben kromme stammen, sommige hebben slierten die van de takken neerhangen, dus ziet het er tamelijk spookachtig uit. Ik heb er koude rillingen van. ‘Bij een zesarmige kruising het derde pad kiezen’, zegt Miriam droog. ‘Ja lekker dan, de derde van links of de derde van rechts?’ Marjolein begint genoeg van het getwijfel te krijgen. In gedachten zie ik haar Miriam’s smartphone afpakken en het digitale kleinood met een fraaie boog in het Tolkienachtige struweel gooien. ‘We kunnen toch zomaar een pad kiezen’, zegt ze. ‘We zullen heus niet verdwalen.’ Miriam is het er niet mee eens. ‘Maar dan missen we van alles’, zucht ze. ‘Scroll eens door de beschijving heen’, zeg ik nu. Tot nu was ik de stille vennoot van het gezelschap (een rol die mij best goed ligt). Volgens de app zouden we op dar 2,1 langs het huis van een beroemde schilder komen, die eind vorige eeuw leefde, Pot d’n Dexel. Deze vertegenwoordiger van de Late Romantiek schilderde vooral (duin)landschappen en vissersdorpjes, zoals die te kust en te keur in deze gebieden lagen. Ik vreesde dat we de hele dag aan Duinwandeling I bezig zouden zijn en dat is toch niet mijn ideaalbeeld van een nieuwweekje weg. We kozen voor de derde weg van links en het bleek een goede keuze te zijn. Na een kwartier passeerden we het huis van D’n Dexel, nu door andere mensen bewoond en ik verlangde naar een sanitaire stop. Volgens de app waren we halverwege. Tip voor de app-makers: geef met het aantal toiletten aan of je voor deze wandeling nodig hebt: een sterke blaas (1 toilet), normaal (twee stuks) of voor 40+ deelnemers (drie toiletpotten). Zou een hoop ongemak schelen!
Miriam: ‘Ik ga hier niet in de struiken zitten, ben toch geen beest!’ Duidelijk standpunt. Gelukkig vond ik diep in het Oude Woud verlichting, nadat ik eerst schichtig om me heen heb gekeken, want we waren toch ook niet de enige bezoekers in de Duinen van Condes. Regelmatig passeerden ons windjacktoeristen, al dan niet op e-bikes met een brede grijns op hun gezicht.      Nadat we over de blanke top der duinen hadden uitgekeken kwamen we in de laatste fase van Duinwandeling I met het venijn in de spreekwoordelijke staart. Een paar fikse beklimmingen testten de beenspieren en de onvindbare boerderij van Harmsen gaf aan dat we de weg kwijt waren. Miriam vertwijfeld: ‘Ik ben honderd procent zeker van dat we goed zitten!’ ‘Misschien hebben ze de route in de tussentijd veranderd’, opperde ik. Wellicht was Harmsen de door de passanten veroorzaakte inbreuk op z’n privacy wel beu.
            Rikky Monteiro’s gokpaleis heette hier ‘Johco’s Loc’, deels amusementshal, deels café/restaurant met een onverwacht rijke en goede menukaart. Planken vloer met verdwaald zand erop, het onuitwisbare kenmerk van een badplaats. Hier lunchten we. ‘Lekkere koffie’, zei ik tegen Miriam en Marjolen, m’n beste vriendinnen. Die knikten. ‘Zullen we nog eens de andere kant oplopen?’, vroeg Miriam. ‘Richting Trenton-aan-Zee?’ Marjolein had er oren naar, ik niet. Ik toog terug naar hotel Villa. Siëstatime!

Wordt vervolgd

Clairy van Asdonck

Deel deze pagina